woensdag 30 mei 2018
De opgraving vond plaats voorafgaand aan de bouw van nieuwe woningen in opdracht van woningstichting Welwonen. Momenteel wordt het terrein door de firma E.A.B. bouwrijp gemaakt. Het Westeinde maakt onderdeel uit van de Streekweg, een oost-west georiënteerde bewoningsas in oostelijk West-Friesland. Deze loopt van Zwaag naar Enkhuizen.
De bewoningsas is ontstaan tijdens de kolonisatieperiode van dit deel van West-Friesland. De ontginners wierpen toen een lange binnendijk op (de Streekweg) en bouwden hier langs hun kerken en huizen. De lintdorpen, onder meer Enkhuizen, Bovenkarspel, Lutjebroek, Hoogkarspel en Zwaag, zijn waarschijnlijk in de tweede helft van de 12de eeuw ontstaan. De kaart van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560 toont voor het eerst het huidige plangebied. Rechts is de stad Enkhuizen te zien voor de grote stadsuitbreiding.
Het Westeinde is de straat aan de linkerkant met direct ten westen van de Houtsloot het onderzoeksgebied binnen de zwarte cirkel. Op de kaart staat op de plek van de opgraving al een gebouw opgetekend. Op latere kaarten van Johannes Dou uit omstreeks 1650 en op de kaart van uitwaterende sluizen uit 1745 is eveneens bebouwing te zien, maar op de kadasterkaart uit 1826 is de bebouwing niet meer aanwezig.
Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat mogelijk al rond 1150-1175 werd begonnen met het aanleggen van een terp. Allereerst werd een baan van rechthoekige grijze kleizoden van 30 cm lang en maximaal 8 cm dikte neergelegd. Aan weerszijden van de zodenbaan was een eerste ophogingspakket van veen- en kleibrokken te zien. In deze laag werden potten en pannen van lokaal vervaardigd en geïmporteerd aardewerk gevonden.
In de eeuwen hierna werd de terp laagsgewijs minstens een meter opgehoogd met grijze en bruine klei. Hier bovenop lagen telkens vloeren van lichtgrijze klei. Dat de middeleeuwse resten op een dergelijk hoog niveau nog zo goed bewaard zijn gebleven, is uitzonderlijk. Van het houten huis dat op de terp stond, zijn geen overblijfselen aangetroffen.
Bij de aanleg van het vlak werd in een 16de eeuwse afvalkuil een complete trechterbeker van steengoedaardewerk uit Siegburg gevonden met een drietal moralistische afbeeldingen erop. Op één applique staat een biddende vrouw met de tekst; de hoop. Op de andere twee appliques staat een vrouw afgebeeld die drank inschenkt met de tekst: de gematigdheid. De trechterbeker dateert in de tweede helft van de 16de eeuw . Van de 17de en 18de eeuwse bewoningsfase werden wat resten gevonden van poeren en waterputten.
In een 17de eeuwse bakstenen waterput werden meerdere drinkglazen gevonden, evenals een glaszegel uit 1602, tientallen pijpenstelen en pijpenkopjes en een glazen kraal. De waterput was gefundeerd op een drietal planken met in het midden een gat voor de watertoevoer en onderin lag een laag schelpgruis om het water te zuiveren. Een bakstenen waterput uit de 18de eeuw bleek gefundeerd op een karrenwiel waarvan de spaken waren verwijderd. In deze waterput was een messing zuinigje aanwezig die werd gebruikt om het stompje van een kaars op te branden.